In het Sint-Nicolaasfeest komen steeds opnieuw bepaalde kenmerken terug. In het bijzonder zijn daar de kenmerken die aan de begeleider van Sint Nicolaas toegeschreven worden, te weten: het zwarte (of gemaskerde) gezicht, de roe, de zak en de ketting. Soms komen daar ook nog huiden en hoorns aan te pas. Wat veel mensen niet weten is dat Sint Nicolaas en zijn begeleider soms samenvloeien tot een gestalte waarbij deze kenmerken behouden blijven. De begeleider of soms Sinterklaas zelf is meestal gemaskerd, waarbij het met roet zwartgemaakte gezicht moet worden gezien als de goedkoopste vorm van maskerade, zo oud als de ontdekking van het vuur. In gebieden waar mensen wonen met een lichte huid, zeer aantrekkelijk voor vermomming, alhoewel het ook voorkomt bij volkeren die een donkerder huidskleur hebben.
De (tot nog toe) oudste bron waaruit blijkt dat in Nederland de zwartschminktraditie voorkomt, dateert van 1736. In het boek wordt een hoofdstuk gewijd aan het zwart schminken van gezichten in Europa. Nederland wordt in het boek specifiek benoemd waaruit blijkt dat men rond de tijd van Sint Nicolaas hun gezichten zwart schminkte. Inmiddels kennen we ook nog een oudere bron uit 1718 waarin dit gegeven naar voren komt in het Sint-Nicolaasfeest.
Dit kenmerk komt in de volgende bronnen en onderwerpen voor: