Zeer vroege tekst waarin het wild geraas voorkomt. Verder ook een duiding van de TWEE Sinterklazen, namelijk de jongeren (volkse sinterklazen) maar ook de heilige (veel goeder Sinte Claes).

Echt een mooi gedicht dat duidelijk de tweedeling laat zien. Hoe deze volkse Sinterklazen er uit hebben gezien, zal zeer veel te maken hebben met hoe ze later beschreven zijn: zwart, een roe, een zak en een ketting, herrie maken dus en op zoek naar stoute kinderen….

In deze tekst: schoen zetten.

“2 Sinte Claes, die rijcke milde man, die is so goet van geven
Dat de Jonghe-luy hem loven met geraes.
Soud’ er dan gheen soete lieve vreugd’ van ons worden bedreven
W’ hebben immer een veel goeder Sinte Claes:
Vredigh, vreughdigh, vroedt//Rijck van deught en goedt.
Schout en mijt al watmen mijden moet.”

“4 Daerom is hier sulcken groot geraes,gerammel en gebabbel,
Dattet dreunt en drillt soo singen wy Fa Sol:
Ja men geeft en goyt’er nu voor ons wel so veel goet te grabbel
’t Waer geen wonder kreegh’er een sijn Schoenen vol.
Wy zijn allegaer//Nu door hem en haer
Alsoo blijdt also of het Bruyloft waer.”

Auteur: anoniem
Tekstbron:
  1. 1659 – Hoorns Liedt-Boecxken Sinte Claes
Pagina: 81