Opmerkingen: In dit stuk een genuanceerde kijk op het effect van het feest voor de kinderen. Wanneer er afgewogen mee om wordt gegaan ziet de schrijver het goede ervan.
Verder is er aandacht voor de legende van de Heilige Nicolaas maar ook voor de Volkse Heilige.
“Vrees niet, en maak niet veel geraas,
Ik ben ‘t; ik toon u Nicolaas.”
“Wanneer de vroome Nicolaas nu zulks merkte, kwam hy by nacht, en wierp zo veel geld in’t Huis van zyn Gebuur, als tot het Huwlyks-goed van eene Dochter genoeg was; het zelfde deedt hy ook den tweeden en derden dag; zo dat deze drie arme Dochters, elk met een goeden uitzet voorzien, ook goede Huwlyken deeden. En dit is ’t begin en den oorsprong, dat men, ter gedachtenisse van de milddaadige giften des Heiligen Nicolaas, den kinderen, ter aanspooring van een goed gedrag en ter verbetering der zeden, eenige geschenken geeft, het zy iets nieuws, het zy banket enz. al het welk dan den naam heeft, dat het van S. Nicolaas gebragt is.”
“Het is in der daad een zeer Heilig en Heilzaam werk, dat men de kinderen zomtyds bevreesd maake, en zomtyds verheuge; op dat ze door de vrees van alle misdaaden afgehouden, en door de geschenken ten goede aangespoord worden”
“Maar de onder het St. Nicolaas-gewaad vermomde Engelen en Duivels weeten ook nu en dan zo meestelyk hunne rol te speelen, als afgericht zynde op het steelen”
Auteur: | Pater Abraham van Ste Clara |
Tekstbron: | |
Pagina: | 132-150 |
Legenden: | |