‘… wy gaven aan ieder der twee kindertjes een koekje en een popje; en toen waren de kindertjes ook zoo bly!’

Het delen en goed zijn voor de ander, komt in dit stukje mooi naar voren. Iets dat in het Sinterklaasfeest met de paplepel wordt ingegoten.

“Moeder.   Wel Charlotte, heb je nu, met je nigtje en Hanna, al ’t moois weezen zien, dat men, op Sinter-klaas-avond, in de winkels, ten toon vindt, en heb je daar veel plaisier in gehad?

Charlotte.   O ja myn lieve Mama! Wy hebben zoo veel plaisier gehad! Wy hebben zoo veel moois gezien! zoo veel mooie kaarsjes, en zoo veele mooie poppen, en zoo veel lekkers!”

“Ik heb nog wat over, ik zal hun daar ieder een koekje voor koopen. En, zei ik, ik zal aan ieder een klein popje koopen. – Zoo liepen wy weer, naar den Sinter klaas winkel, toe, en wy gaven aan ieder der twee kindertjes een koekje en een popje; en toen waren de kindertjes ook zoo bly! Och Mama! dat was zoo plaisierig te zien! zy bedankten ons zoo, en zy gaaven ons kushandjes, en de goeie Vrouw die neeg en bedankte ons ook nog wel duizend maal.”

 

Auteur: Perponcher, de, Willem Emmery
Tekstbron:
  1. 1782 – Onderwijs voor kinderen
Pagina: 237 - 243