Opmerking: In deze tekst wordt aangegeven dat dezelfde gebruiken zowel met Sint Maarten als met Sint Nicolaas plaats hebben. Dat zien we ook terug in Venlo bijvoorbeeld.

“om ter eere van den Sint Nicolaas Avond onder de een of andere vermomming bij hem te komen; ik heb veel verpligting aan hem, en kan hem dit niet weigeren. Ook bezit ik van mijne jeugd nog een achtbaar kleed, waarmede ik onder mijne medestudenten aan de Hooge School eenmaal den Bisschop van Lizieux vertoonde,”

“Ô Gij goede Patroon, en Heilig van dezen avond! ontsla mij van de liefde van een vrek, en de zotternij eener Coquette, dit zal het schoonste en aangenaamste geschenk zijn, dat ik ooit van u ontvangen heb.”

“Ach mejuffrouw! uit die koets springt een hansworst in huis van allerlei kleuren, met een gezigt zoo zwart als de duivel, hij heeft een groote plak op zijde, daar hij mij duchtig mede de trappen op striemde, hij volgt mij op de hielen, en wil mij hier misschien de rest geven. Daar is hij, Bru! welke een mislijk figuur.”

“En van den dag van Sint Maarten af, tot die van Sint Nicolaas, leef ik in een gedurigen angst, en wel vooral na zonnen ondergang. Want offschoon beiden een paar deftige Heiligen zijn, scheppen de vrome Kristenen ‘er toch een boosaardig vermaak in, om ter hunner eere, elkander, en hun kinderen, de stuipen op het lijf te jagen, en ik ben verzekerd dat de satan zelve zich mede in het spel mengt, zoo dat men gedurende dien tijd aan zeer veel gevaren bloot staat.”

“Zot! ik een zot? ei, ei…… maar stil, hoor ik daar niets?… och, ja! gekrabbel in den Schoorsteen, zie, ben ik nu nog zot? ga met mij naar beneden Jufvrouw, het is hier niet rigtig. (Hij treedt naar haar toe, ‘er valt een mantel door den Schoorsteen.)”

“Hoe Jufvrouw Julia is met den Satan verdwenen? Zie daar de gevolgen van het ongeloof. Zij had goed lagchen met mijn droevige historie; misschien ligt zij binnen weinige minuten in dezelfde misput, daar ik het vorige jaar in klappertande. Ziedaar weder een trek van de Sint Nicolaas Avond. (huiverend.) Br! nog beef ik van die verschijningen en….. wat hoor ik? (Florvel ziende inkomen.) Ach! daar is ‘er al weder een. (Hij  loopt schreeuwende van het Tooneel.)”

“(Hij is gedeeltelijk in Bisschoplijk gewaad, en heeft een groote pop van Suikergebak in de hand).”

“Wat weet ik het mijnheer, de eene is met een gekleurde Satan weggereden, en de andere door een zwarte weggehaald.”

“Gedurende dezen avond de straat doorkruisende, heb ik, na gij uitgereden waart, vermomde persoonen, om, en in uw huis zien sluipen, eerst in een rijdtuig met twee gemaskerde vertrokken, en voor weinige oogenblikken nog een gemaskerde met een lief meisje uit uw huis gegaan;”

“Nu dan in ’s Hemels naam! maar ik moet mij eerst verkleeden; ik barst noch van spijt dat ik voor Sint Nicolaas ging spelen, terwijl men mij hier mijne bruid ontkaapte.”

Auteur: Kup, H.
Tekstbron:
  1. 1809 – De Sint Nicolaas avond, of Het bezoek door den schoorsteen
Pagina: hele boek