Opmerkingen:

In dit stuk voel je de spanning die gepaard gaat met het spel, de angst maar ook de wens…

Er is groot verschil van mening over de gewenstheid van deze spanning en het is aan de volwassenen om daar in individuele gevallen op voor het kind passende wijze mee om te gaan. Dat dit dan ook niet in een manier te vangen is, moge duidelijk zijn.

Toen ik het rijtuig zag naderen, klopte mij het hart als een kind, dat om den wille van het speelgoed naar de gevreesde gedaante van Sint Nicolaas verlangt… dat met geopende handen en half geslotene oogen de verkleede dienstmaagd kwanswijs lagchende, doch innig bevende, te gemoet gaat, en niet eer genot van het geschenk heeft, voordat het rammelen van de keten zich niet meer doet hooren – want zonder rust bestaat er geen genot, zelfs voor het zorgelooze kind niet; zulks ligt in onze natuur….”

Auteur: Michiel Adriaan (pseud. van Michiel Adriaan Sobels), Eötvös, Jozsef
Tekstbron:
  1. 1830 – De herberg van het roode gehucht
Pagina: 40