Opmerking: In deze tekst zeer veel aandacht voor de weldoener, de heilige Nicolaas. Het spel van het schoen zetten en nachtelijk bezoek staat op de achtergrond. De twee oudsten krijgen les in vrijgevigheid zoals dat bij Sint Nicolaas hoort.
“maar ik meen, Willem en Doortje wijsmaken, dat Sint Nikolaas dezen nacht rijden zal en dan bij haar schoentje met hooi wat Nikolaas-popjes zetten en in het raam en op den schoorsteenmantel, o, wat zullen zij dan opzien en in de handjes klappen!”
“Maar wat stonden zij te kijken, bij iedere schoen een mandje vol Sint Nikolaas en banket, bovendien voor Doortje een klein popje; voor Willem een doos met ruiters, waar hij bij tante zoo graag mee speelde, voor Maria een lief breitobbetje met een prenteboekje, voor Susette een naaikistje en voor Hendrik een fraaije brieventasch, daarbij voor ieder kind nog iets in den spaarpot.”
Auteur: | Spall, Theodorus |
Tekstbron: | |
Pagina: | 42 t/m 49 |