Opmerking:
In deze tekst wordt de overdreven angst om kinderen met Sint Nicolaas te vermaken op de korrel genomen. De lol die het geeft wordt benadrukt en de rol van de ouders daarin.
Verder is er een duidelijk verbinding tussen het versje over de bullebak en dat over Sint Nikolaas.
In dit boekje ook een leuk stukje over de Twentse Paasweide.
“Pietje en Keesje
Pietje.
Aanstonds komt de bullebak,
En stopt Keesmaat in zijn’ zak!
Keesje
Ha! Ha! Ha! ik lach er om,
‘k ben niet meer zoo klein en dom.
Schaam u wat, onnoozle PIET!
Bullebakken zijn er niet.”
“Sint-Nikolaas.
’t was Sint-Niklaas verleden jaar,
Wat hadden wij een pret!
We sprongen dansend door elkaar,
En gingen laat naar bed.
Ik was wel, toen ik eerst hem zag,
wat bang voor Sint-Niklaas,
Maar schoot al spoedig in een’ lach
Op ’t zien van d’ ouden baas.
Ik wist er eindlijk niets meer van,
Al gaf hij me ook een’ klap:
Ik zag: hij was een goede man,
’t Was louter voor de grap.
Ik trok hem dan eens aan zijn’ rok,
En dan eens aan zijn been,
En dan eens aan zijn’ bezemstok,
En zong en sprong meteen.
‘k Ben voortaan nimmer meer bevreesd,
Nu ‘k alles beter weet:
’t Is Jan-Neef onze vriend geweest,
Die had zich zoo verkleed.
En (Moeder heeft het mij gezeid,
En Moeder weet het wel)
’t Is altijd enkel vrolijkheid,
En louter kinderspel.”
Auteur: | Parson, Petro (predikant te Steenwijk) |
Tekstbron: | |
Pagina: | 10-11 |