“een stuk van zijn avondboterham voor het witte paard van St. Nikolaas.”
“Daar lig ik te droomen: St. Nikolaas rijdt met zijn’ schimmel den schoorsteen in, in de kamer – naar de tafel – een grooten zak neemt hij van het paard – hij tast er in – hij…. ik ben weêr wakker. “
“Sint Niklaas, die goeije man,
Met zijn wijde tabbert ân,
Legt wat in mijn schoentje,
Legt wat in mijn laarsje:
Dank je, Sint Niklaasje!
Zingen? Ach, ik kan dat niet meer zingen!”
“,waarom gij straks uw mooiste, grootste suikerpop met geweld aan uwe moeder wilt opdringen,”
Auteur: | Goeverneur, Johan Jacob Antonie |
Tekstbron: | |
Pagina: | 369 t/m 372 |