‘Amsterdammers, als goede Sint Niklaasmannen, […], in den nacht tusschen den 5den en 6den December, de schoenen en korfjes hunner kinderen met vergulde koek gevuld’
Opmerkingen:
In deze tekst wordt de bangmakerij waarvoor in andere teksten zo dringend gewaarschuwd wordt genuanceerd omdat het kennelijk bij velen gewoon lukt om het luchtig te houden zodat de jeugd er niet werkelijk “zo zwaar aan tilt”.
Het kenmerk (Koek) Vrijer wat ruimer opgevat vanwege de marsepeinen hartjes die zo uitdrukkelijk genoemd worden hier. In de hier niet opgenomen tekst wordt dat bevestigd.
In de originele tekst staat ook nog een verwijzing naar de legende van de drie jongens in de pekelton.
Onderstaande tekst stamt uit 1860, het boek uit 1861.
De opmerkingen over de gevelsteen van Sinterclaes uit Amsterdam staan op p. 114/115 van de brontekst.
In deze tekst zowel Schoen zetten als Korfje/mandje opzetten.
Hieronder gedeelten uit de tekst.
“Sinterklaas,
Een oude Amsterdammer (door J. ter Gouw).”
“En wat zijn we altijd hartelijk en vertrouwelijk met dien echten, ouden Amsterdammer geweest, — al plagt hij ons ook wel eens te foppen, met
“een wackere roede van wilgentacke”
te stoppen in den schoen, dien we in de zoete hoop op beter gave onder den schoorsteen hadden gezet, — dat behoort tot onzen kwâjongenstijd, dien we nu al lang vergeten zijn, en we tilden er dan toch ook zoo heel zwaar niet aan! Toch bleef hij ons en allen Amsterdamschen jongens, een
,,goet heylighman.”
Ja, ik weet het wel, dat is hij anderen ook; men kent en eert hem ook elders; men heeft hem ook hier en daar, in compagnieschap met den witte olfiant, het patroon der koekwinkels opgedragen; men plagt ook in andere steden ,,den scoelnaers tot hoere hoechtijt van St. Nyclaes” geschenken te geven om zich vrolijk te maken, of ,,coeck en taert aen die kynders op hunne patroen St. Nyclaes”; “
“Nikolaas was in zijn tijd een groot man. Eens deed hij, eer hij nog Bisschop van Myra was, (’t was in de eerste helft der 4e eeuw) een zeereisje naar het Heilige land, en toen ontstond er zulk een geweldige storm, dat de heele ekipaadje van angst in een hoek kroop, — alleen Nikolaas bleef bedaard. Hij bezwoer den storm, en gebood de zee stil te zijn, en storm en zee gehoorzaamden. Hij deed nog meer. Een matroos viel over boord en verdronk; Nikolaas liet hem opvisschen, en zette hem weêr levend op zijne voeten. Door zulke treffende mirakelen werd Nikolaas uitgeroepen tot patroon en beschermheilige van alle zeevaarders, en stond hij in alle havens en zeeplaatsen in zeer hooge eer.”
“En zoo hebben dan ook de Amsterdammers, als goede Sint Niklaasmannen, van de vroegste tijden af, in den nacht tusschen den 5den en 6den December, de schoenen en korfjes hunner kinderen met vergulde koek gevuld: — waarbij natuurlijk ook de overlevering, dat Sint Niklaas het door venster of schoorsteen bragt, getrouw bewaard bleef. En dat men daarbij ook den Heilige zelf voor ’t oog der kinderen deed verschijnen, was geheel in den geest der middeleeuwen, die zelfs in de kerken, bij hare mysteriespelen, heiligen en engelen voor het volk ten tooneele lieten optreden.”
“Zoo werd Sinterklaas ook de ,,hylikmaker” — niet heiligmaker, zoo als men later, toen men ’t woord niet meer begreep, ’t verbasterd heeft, — maar hylikmaker, dat is: huwelijkmaker; want dat was hij metterdaad, dat stond met zijn eigentlijk vak in het naauwste verband, en daartoe had hij die zoete marsepeinen hartjes uitgevonden.”
“En daar de Bisschop den gantschen nacht van schoorsteen tot schoorsteen rijdt, willen zij hem den moeijeljken togt met muzyk wel vervrolijken.”
“Na den tijd der Reformatie had Sinterklaas een geweldige oppositie uit te staan. Schrijvers en predikers ijverden om strijd tegen het vieren van zijn feest, dat ze dwaas en bijgeloovig noemden, ,,een sotte en ongefondeerde manier”, ,,een sonderlinge ceremonie”
“En met even zoo veel vrucht als te voren; het volk celebreerde het Sint Niklaasfeest zoo tumultueus, dat Jan de Regt uitriep:
,,Dat Sinterklaas
,,Die oude baas
,,Moet loopen voor Sint felten,
,,Hij helpt maar, met een groot geraas,
,,De heele stad op stelten!”
Auteur: | Gouw, ter J. |
Pagina: | 81 t/m 115 |
Legenden: | |
Schilderijen: | |