Opmerkingen:
De tekst draagt overigens als datum 1870. De publicatie 1872.
De knecht wordt Ruprecht genoemd.
Er wordt door de schrijver tegen het eind van het stuk gewag gemaakt van de gebruiken te Warns (Wat volgens de schrijver als plaatsnaam al naar Wodan verwijst) in Friesland dat rechtzinnig in de Christelijk leer was, maar deze heidense gebruiken als Wodansfeest in de Nieuwjaarsnacht bewaard zou hebben.
In deze tekst Schoen zetten en Mandje zetten.
“O, groote dag van morgen! Als ik aan u denk krijg ik beurtelings kippevel van angst en gloeiende koonen van verlangen. Eenige dag, met uwe ongehoorde verschijnselen en ontmoetingen! In de schemering als uw avond valt, komt op een schimmel “Sint Niklaas, goed heilig man, met zijn besten tabbaard an” uit het zonnige Spanje gereden. Zijn trouwe knecht Ruprecht verzelt hem. Schimmel is beladen met pakken en zakken vol van alle denkbare kostelijkheden, hoewel er ook een groote zak langs zijne zijden hangt, bestemd tot ontvangst van… maar ik hoop dat wij allen zoet zijn geweest. Daar komt de heilige de woonkamer binnen. Een kletterende hagelslag van pepernoten en suikererwten kondigt zijne komst aan. ”
“Eindelijk – nog eene bui van suikererwten en noten ratelende als door een wervelwind, langs den schoorsteen binnengedragen en Sint Ncolaas is verdwenen.”
“…; dan onder den schoorsteen den schoen of het mandje gezet, waarin het bosje hooi en het handjevol haver voor schimmel niet vergeten zijn, het lied voor St. Niklaas nog eenmaal aangeheven,…”
“Sint Niklaas “goed heilig man” is ook de “hijlikmaker” deelt hier een “vrijer”, daar een “vrijster” uit en onder zijne bescherming is het, dat op zijn heiligen avond de schuchtere Liefde in allerlei vermomming de bewijzen harer teederheid waagt af te zenden.
Auteur: | Gorter, Simon |
Tekstbron: | |
Pagina: | 211 t/m 214 |